Afgelopen week poste Pien, een vriendin van mij, een bericht op Facebook dat ik je graag wil laten lezen. Pien en ik komen beiden uit Westfriesland. Dankzij haar verhaal was ik me opeens zó bewust dat dit boerenleven voor ons vroeger normaal was en in deze tijd voor mijn kinderen helemaal niet. Mooi dat Pien dit opschreef, want zo werd een stukje herinnering weer levend. Ik ben benieuwd: wat is jouw herinnering van vroeger? Mooi als je dat met ons wilt delen in een reactie hieronder. Overigens heeft Pien alweer heel wat jaartjes haar eigen verloskundige praktijk. Benieuwd of boer Kunis haar inspiratiebron was.
Ook interessant: het schrijnende verhaal van boerin José
Pien: “Vroeger, toen ik klein was, kon je vanaf mijn ouderlijk huis over de landerijen uitkijken helemaal tot aan de AC de Graafweg en nog verder. Het land links was van een gezin waar ik nooit kwam. Ik was persoonlijk een beetje bang voor die man. Het gezin was ook niet erg gelukkig met elkaar en dat straalde er blijkbaar vanaf. Ik ben nooit op zijn bedrijf geweest. Het land direct achter de tuin van mijn ouders was van een man die ook wel ‘Bolle’ genoemd werd achter zijn rug om. Niet omdat hij bollen verbouwde, of omdat hij dik was, maar omdat hij een bolle kop had. Op zijn bedrijf kwam ik regelmatig omdat ik er werkte in de begonia’s. Het land rechts was van Jan Kunis.”
Een échte Westfriese boer
“Jan Kunis was een echte Westfriese boer. Een bonkig mannetje met een warm hart, getaand door het buitenleven, die je kon uittekenen in zijn overal. Zoals dat vroeger gebruikelijk was in Westfriesland had hij een gemengd bedrijf van veeteelt en akkerbouw. De koeien stonden op de koegang en via een gang niet groter dan anderhalf bij vier, kwam je in de woonkeuken. Hij had een stuk of veertig koeien die hij allemaal bij naam kende. Toen ik daar als kind kwam melkte hij die nog met de hand. Als de emmer vol was, werd die leeg gegoten in een melkbus. ’s Avonds kwam de platte wagen die de melkbussen inlaadde en naar de melkfabriek in het dorp, de Aurora, bracht. Ik kan me het geluid van de rammelende melkbussen nog herinneren. Loodzwaar waren ze als ze vol waren, maar Jan tilde ze op alsof het niets was. Sjekkie tussen zijn lippen. Koffie drinken deden we altijd in de keuken. De pronkkamer die daar aan grensde werd alleen gebruikt bij verjaardagen en op zondagmiddag. Jan deed aan het eind van de koegang zijn overal en klompen uit, maar het rook er altijd duidelijk naar boerderij in de keuken. In drukke tijden had hij ‘een knecht’ en zijn kinderen hielpen ook altijd mee op het bedrijf.”
Wegzakken in de stront
“Wij speelden graag op het bedrijf van boer Kunis. Wij, dat waren de kinderen uit de buurt: de Smitjes, Beerepootjes, Skuitjes, Bootsies, allemaal stabiele families die in de buurt bleven wonen. Niemand ging scheiden of verhuizen, dat was toen gewoon niet zo. En boer Kunis zag ons graag komen. Zijn vrouw en hij hadden op latere leeftijd nog twee kinderen gekregen, het lukte eerst gewoon niet erg, maar wat was hij daarna blij met zijn dochter en zoon en alle aanloop. We speelden verstoppertje of tikkertje op het erf. Geweldig, al die schuren waar je je kon verstoppen, en de mesthoop waar je over heen kon om te vluchten. Over de mesthoop lagen planken, die Jan iedere avond gebruikte om zijn kruiwagens met stront leeg te kieperen. Als je over die planken liep, was je veilig. Maar dat ging ook wel eens mis….. en dan zakte je tot grote hilariteit van de rest in de stront.”
Op de platte kar met hooi naar huis
“Aan het eind van de zomer moest het hooi van het land en dan mochten wij ‘helpen’. Het hooi ging op een platte kar en werd steeds hoger en hoger gestapeld. Aan het eind van de rit mochten wij allemaal bovenop de kar met hooi en gingen we huiswaarts, zo’n 4-5 meter boven de grond. De grote darsdeuren gingen open om de kar met hooi binnen te laten. De gevulde hooizolder midden in het vierkant van de boerderij was vervolgens een mooie plek om te springen, van de bovenste verdieping een paar meter naar beneden in het zachte hooi.”
Het harde leven van het boerenbedrijf
“In mijn jeugd leerde ik er dat koeien in de lente blij zijn als ze naar buiten mogen. Dat ‘de stier langs moest komen’ en dat een stier dan boven op een koe springt, maar dat dat er raar en onhandig uitziet. Dat kalven niet altijd vanzelf gaat maar dat er af en toe een geboortekrik aan te pas moest komen. En dat buurman Jan dan tot zijn oksel in een koe verdween. Dat er magere koetjes en prijskoeien zijn en dat dat niet te maken heeft met hoe dik of hoe mooi ze zijn, maar met de hoeveelheid melk die ze geven. Dat schrikdraad echt schrikken is, dat de geur van kuilgras voor altijd in je geheugen blijft, en dat een boerenbedrijf heel hard werken is.”
Verse nog warme melk met een dikke laag room
“Ik haalde iedere week een paar liter verse melk en vooral in de winter was dat een belevenis. Stel je voor; je loopt als klein kind van een meter hoog, in de kou met je lege bus en je stapt dan een koeienstal binnen. De warmte van de koeien slaat je onmiddellijk in je gezicht, de geur van poep en hooi in je neus. Een aantal koeien gaat rustig verder met grazen, een paar kijken je loom aan. De gang tussen de koeien was niet breder dan een paar meter dus je loopt tussen de koeienkonten verder. De melk die in je bus gegoten wordt is nog warm. De eieren die je meekrijgt zitten vol stront en veertjes. En dan weer naar huis, om de vette laag boven op de melk af te scheppen en daar slagroom van te kloppen voor bij de koffie. Heerlijk.”
Op zijn land staat nu een nieuwbouwwijk
“Toen ik ouder werd werkte ik bij hem: bollen pellen en piepers rôden. En toen ik nog veel ouder werd zag ik hem alleen nog op verjaardagen bij mijn ouders. Hij was nog steeds blij om me te zien. Een felicitatie met een hartelijk kus kon er altijd van af. Zijn boerenbedrijf is op een andere plek in de gemeente voortgezet door zijn zoon. Waar hij zijn land had, staat nu een nieuwbouwwijk. De boerderij is verbouwd tot ‘gewoon’ woonhuis. Zonde. Als jeugdherinneringen energie zijn, dan stuur ik die nu naar boven. Dank je wel Jan Kunis.”
En nee, dit verhaal van Pien is niet van een eeuw geleden. Dit was 40 jaar geleden nog gewoon in mijn buurt. Wat is er ondertussen veel veranderd… Natuurlijk veel dingen ten goede, maar we zijn toch wel erg ver van de landbouw verwijderd geraakt. Wat vind jij?
Geef een reactie